Mohammed de Chauffeur zei toen we de eerste acacia in een verder dor landschap zagen staan: ‘Nu zijn we in de woestijn.’ Ergo zonder acacia’s is er geen woestijn. Mohammed noemde de boom ‘spike tree’. Misschien is het een vertaling van ‘Tallah’ zoals hij het ook noemde? Tussen de kleine delicate blaadjes zitten scherpe naalden. Geen probleem voor de kamelen. Met hun lippen keuren ze ieder hapje zorgvuldig. Een andere boom die te zien is in het meer begroeide deel van de woestijn is de tamarisk. De tamarisk houdt van een verzilte bodem. Daarom zie je het vaak op uitgedroogde, voormalige geïrrigeerde akkertjes. Net als bij de acacia dringen de wortels tot diep in de aarde op zoek naar water. De lucht in de woestijn is droog. Zo droog dat vocht makkelijk verdampt. Daar hebben de bewoners al eeuwen lang van geprofiteerd met hun sanitaire voorzieningen. In de Ksar of Kasba in de oases hebben de lemen huizen één kamer die vier muren, geen deur, maar wel een gat in het dak heeft. Door het gat doe je je behoefte. Wat in ons land een vieze stinkende smurrie zou worden verdroogt daar onmiddellijk en alleen een poederachtige substantie blijft over. Het duurt lang eer de kamer vol is. Zo nu en dan maakt men een gaatje onder in de muur en haalt de ‘mest’ eruit. Helaas gaat dat dan vaak genoeg over de slaplantjes. Tenminste zo ging het jaren geleden toen ik er een nare ziekte van opliep. (22,23)